-
1 werpen
1 [gooien] jeter2 [baren] mettre bas♦voorbeelden:1 gretige blikken werpen op iets • dévorer qc. du regardbommen op een stad werpen • bombarder une villetwaalf (ogen) werpen • amener le douze〈 figuurlijk〉 zich op iets werpen • se jeter sur qc.met dobbelstenen werpen • jeter les désiets over een muur werpen • lancer qc. par-dessus un mur〈 figuurlijk〉 iets van zich werpen • rejeter qc. -
2 lijf
♦voorbeelden:recht van lijf en leden zijn • être bien bâtihij stond in zijn blote lijf • il était tout nuin levende lijve • en chair et en oshet vege lijf redden • sauver sa peaublijf van mijn lijf! • ne me touche pas!bijna geen kleren aan zijn lijf hebben • être à peine vêtuiemand te lijf gaan • se jeter sur qn.zich iets van het lijf houden • se tenir à distance de qc.; 〈 een gevaar〉 écarter qc.zich iemand van het lijf houden • tenir qn. à distancedat heeft niets om het lijf • c'est sans conséquencedie rol is haar op het lijf geschreven • ce rôle lui va comme un gantdat viel hem rauw op het lijf • cela lui resta sur le coeuriemand tegen het lijf lopen • tomber sur qn. -
3 aanvallen
1 [een aanval doen op] attaquer♦voorbeelden:de vijand in de rug aanvallen • attaquer l'ennemi par derrière(op het eten) aanvallen • se jeter sur son repas♦voorbeelden:een politicus op, over zijn uitspraken aanvallen • attaquer un homme politique sur la base de ses déclarations -
4 aanvliegen
1 [aanvallen] se jeter sur2 [luchtvaart] transporter par avion3 [luchtvaart] s'approcher de♦voorbeelden:1 [in een richting vliegen] se précipiter (vers)2 [snel ontbranden] s'enflammer tout à coup♦voorbeelden:woedend vloog hij op mij aan • il me sauta dessus, furieuxtegen iets aanvliegen • entrer en collision avec qc. -
5 aanvallen
-
6 (op het eten) aanvallen
(op het eten) aanvallen -
7 grabbelen
1 [grijpen] se jeter (sur qc.)2 [rondtasten, in iets woelen] fouiller (dans)1 [uit een grabbelton halen] retirer qc. d'un tonneau -
8 iemand te lijf gaan
iemand te lijf gaanse jeter sur qn. -
9 losspringen
♦voorbeelden:¶ op iemand losspringen • se jeter sur qn. -
10 omgooien
1 [omverwerpen; vlug omwenden] renverser2 [m.b.t. kleding] jeter sur ses épaules♦voorbeelden:1 iemand omgooien • faire tomber qn. -
11 omslaan
1 [omverwerpen] renverser3 [m.b.t. een pagina] tourner4 [verdelen] répartir (entre)5 [omdoen] jeter sur les épaules6 [Algemeen Zuid-Nederlands][verstuiken] se fouler♦voorbeelden:1 [om iets heen gaan] tourner3 [kantelen] se renverser♦voorbeelden:links omslaan • tourner à gauche2 de stemming sloeg om • 〈 negatief〉 brusquement, l'ambiance est tombée; 〈 positief〉 brusquement, il y a eu de l'ambiancezijn liefde is omgeslagen in haat • son amour s'est transformé en haine→ link=blad blad -
12 op iemand losspringen
op iemand losspringense jeter sur qn. -
13 zich op iets werpen
zich op iets werpense jeter sur qc. -
14 voet
♦voorbeelden:1 op voet van gelijkheid met iemand omgaan • traiter qn. d'égal à égalde voet van een glas • le pied d'un verreop blote voeten • pieds nusop gelijke voet stellen • mettre sur le même planze staan op gespannen voet • leurs rapports sont tendusop gespannen voet met iemand staan • être à conteaux tirés avec qn.zij staan op goede voet met elkaar • ils sont en bons termesop grote voet leven • vivre sur un grand piedop kleine voet leven • vivre chichementop staande voet • sur-le-champop vertrouwelijke voet staan met iemand • être intime avec qn.iemand op vrije voeten stellen • mettre qn. en libertéiemand de voeten lichten • faire un croche-pied à qn. 〈 ook figuurlijk〉iemand de voet dwars zetten • mettre des bâtons dans les roues à qn.aan iemands voeten liggen • 〈 ook figuurlijk〉 être aux pieds de qn.zich aan de voeten van iemand werpen • se jeter au pieds de qn.voet aan wal zetten • mettre pied à terreaan de voet van een berg • au pied d'une montagne〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 met iemands voeten spelen • se ficher de qn.onder de voet gelopen worden • être piétinéop de oude, dezelfde voet voortgaan • continuer de la même façoniemand op de voet volgen • emboîter le pas à qn.de gebeurtenissen op de voet volgen • suivre les événements de prèsde zaken op dezelfde voet voortzetten • continuer les affaires de la même façonop voet van oorlog • sur le pied de guerreop voet van vrede • en paixop voet van gelijkheid • sur un pied d'égalitéte voet gaan • aller à piedmet iets uit de voeten kunnen • être dépanné par qc.voet voor voet • pas à pas〈 figuurlijk〉 iemand iets voor de voeten gooien, werpen • jeter qc. à la tête de qn.iemand voor de voeten komen • se jeter dans les jambes de qn.iemand voor de voeten lopen • être dans les jambes de qn.met een voet in het graf staan • avoir un pied dans la tombede zieke kan geen voet verzetten • le malade ne peut (pas) mettre un pied devant l'autreik kan geen voet verzetten of hij bemoeit zich er mee • je ne peux pas bouger le petit doigt sans qu'il s'en mêlegeen voet buiten de deur zetten • ne pas mettre le nez dehorsik zet daar geen voet meer in huis • je ne mettrai plus les pieds chez euxgeen voet wijken • ne pas céder d'un poucegeen voet aan de grond krijgen • ne pas réussir à prendre pied→ link=grond grond -
15 kletsen
1 [algemeen] bavarder2 [onzin verkopen] radoter3 [het geluid ‘klets’ laten horen] clapoter4 [door te slaan het geluid ‘klets’ laten horen] claquer♦voorbeelden:hij kan goed kletsen • c'est un beau parleurwaar kletst ie toch over? • mais qu'est-ce qu'il raconte?er wordt over hem gekletst • on raconte un tas de choses sur lui2 geloof het toch niet, hij kletst maar wat • ne le crois pas, il ne sait pas ce qu'il ditII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [met een kletsend geluid werpen] jeter2 [hard gooien, slaan] flanquer♦voorbeelden:water over de vloer kletsen • répandre de l'eau sur le sol2 iemand in zijn gezicht kletsen • gifler qn. -
16 geld
♦voorbeelden:1 je geld of je leven! • la bourse ou la vie!baar geld • espècescontant geld • (argent) liquidein contant geld • en espècesgemunt geld • numérairemet gepast geld betalen • faire l'appointgrof geld verdienen • gagner grosgroot geld • billetskinderen betalen half geld • les enfants paient demi-tarifklein geld • monnaiepapieren geld • papier-monnaievals geld • fausse monnaiehet volle geld • (le) plein tarifvuil geld • argent gagné malhonnêtementzwart geld • argent noirzijn geld erdoor jagen • brûler la chandelle par les deux boutsergens (veel) geld tegenaan gooien • investir (des sommes folles) dans qc.het geld groeit mij niet op de rug • je ne suis pas Crésushet geld voor het grijpen hebben • rouler sur l'orgeen geld hebben • être sans le souzijn geld erbij inschieten • en être pour son argent〈 figuurlijk〉 iemand geld uit de zak kloppen • soutirer de l'argent à qn.zijn geld er uit krijgen • rentrer dans son argentgeld laten rollen • faire valser l'argentgeld door de vingers laten slippen • ne pas regarder à la dépenseveel geld opleveren • rapporter grosgeld slaan • battre monnaiesmijten met geld • jeter l'argent par les fenêtresgeld in iets steken • placer son argent en, dans qc.er geld op moeten toeleggen • en être de sa pochegeld wisselen • faire de la monnaiebovenop zijn geld zitten • être près de ses souszwemmen in het geld • rouler sur l'orniet goed? geld terug • remboursement garanti en cas de non-satisfactiondik in het geld zitten • être cousu d'ormet zijn geld geen raad weten • ne savoir que faire de son argentom geld vragen • demander de l'argentom geld verlegen zijn • être à court d'argentiets te gelde maken • faire argent de qc.van zijn geld leven • vivre de ses rentesvoor geld • pour de l'argentvoor geen geld ter wereld • pour rien au mondevoor geen geld • à aucun prixtwee voor hetzelfde geld • deux pour le prix d'ungeld als water verdienen 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 geld als slijk verdienen • faire beaucoup d'argentdat brengt geld in 't laatje • ça fait des soushet geld niet over de balk gooien • ne pas jeter l'argent pas les fenêtres -
17 steen
♦voorbeelden:zo hard als steen • dur comme la pierrekoud als steen • glacéII 〈de〉1 [stuk steen in zijn natuurlijke vorm; ook als bouwmateriaal] pierre ⇒ 〈 klein〉 caillou 〈m.〉⇒ cailloux 〈 meervoud〉4 [dobbelsteen] dé 〈m.〉♦voorbeelden:er is me een steen van het hart gevallen • me voilà soulagé d'un grand poids〈 figuurlijk〉 de eerste steen naar iemand werpen • jeter la première pierre à qn.als een steen op de maag liggen • peser sur l'estomac -
18 overbruggen
-
19 overbruggen
-
20 slaan
2 〈 in het gezicht〉 gifler (qn.)3 [door een zwaaiende beweging op, van de plaats brengen; ook m.b.t. het oog, de blik] jeter4 [van het speelbord verwijderen] prendre♦voorbeelden:een steen sloeg een barst in het raam • une pierre a fêlé la vitreeiwit slaan • battre les blancs d'oeufsde gevangenen werden geslagen • les prisonniers étaient battuseen spijker in de muur slaan • enfoncer un clou dans le murde trommel slaan • battre le tambouralles kort en klein slaan • tout démolirzich door het werk heen slaan • venir à bout de son travail〈 figuurlijk〉 niet van iemand af te slaan zijn • être toujours pendu aux basques de qn.〈 figuurlijk〉 ergens niet weg te slaan zijn • ne pouvoir être délogé de qp.iemand in elkaar slaan • rouer qn. de coupsiemand in het gezicht slaan • frapper qn. au visagede bal over het hek slaan • envoyer le ballon par-dessus la grillestof uit een tapijt slaan • battre un tapisstof van zijn jas slaan • secouer la poussière de son manteau; épousseter son manteau 〈 met borstel〉2 iemand een mantel om het lichaam slaan • envelopper qn. dans un manteaude armen om de hals van iemand slaan • jeter les bras autour du cou de qn.zijn arm om iemand heen slaan • enlacer qn.de armen over elkaar slaan • croiser les bras2 [m.b.t. hart, pols; ook deur, trom] battre3 [m.b.t. klok] sonner4 [+ op][betreffen] concerner5 [begin maken met] se mettre (à faire qc.)♦voorbeelden:hard slaan • taper durmet de vleugels slaan • battre des ailesmet de armen en benen slaan • se démenerer maar op los slaan, in het wilde weg slaan • taper dans le taser flink op los slaan • ne pas y aller de main mortehet schip slaat aan stukken • le navire se brisehet water slaat tegen het schip • l'eau bat le navirede regen slaat tegen de ruit • la pluie fouette contre la vitrehet slaan van het hart • le battement du coeurhet slaan van de regen • le fouettement de la pluiehet slaat twee uur • deux heures sonnentdat slaat nergens op • ça ne rime à riendat slaat op de huidige situatie • cela se rapporte à la situation actuelleoverboord slaan • passer par-dessus bordde angst slaat hem om het hart • l'angoisse le paralysede rook slaat me op de adem • la fumée me suffoquetegen de grond slaan • tomber par terrede vlammen sloegen uit het dak • les flammes jaillissaient du toit
См. также в других словарях:
jeter — [ ʒ(ə)te ] v. tr. <conjug. : 4> • Xe; lat. pop. °jectare, class. jactare, fréquent. de jacere I ♦ Envoyer à quelque distance de soi, dans une direction déterminée ou non. 1 ♦ Lancer. Jeter une balle, une pierre. Jeter sa casquette en l air … Encyclopédie Universelle
jeter — (jeté. Le t se double quand la syllabe qui suit est muette : je jette, je jetterai) v. a. 1° Communiquer un mouvement avec la main. 2° Mettre avec quelque promptitude un manteau, un châle, etc. 3° Jeter un pont. 4° En termes de marine,… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
JETER — v. a. ( Je jette. Je jetais. J ai jeté. Je jetterai. Jetant. ) Lancer avec la main ou de quelque autre manière. Jeter des pierres. Jeter un dard, un javelot. Jeter des fusées, des grenades. Jeter ses armes pour s enfuir. Jeter quelque chose au… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
JETER — v. tr. Lancer avec la main ou de quelque autre manière. Jeter des pierres. Jeter des fusées, des grenades. Jeter ses armes pour s’enfuir. Jeter quelque chose au vent. Jeter quelque chose à la tête de quelqu’un. Jeter un filet dans l’eau pour… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
sur — 1. sur [ syr ] prép. • 1080; sovre Xe; sore 980; la forme sur vient d un crois. avec sus; lat. super ou supra I ♦ Marquant la position « en haut » ou « en dehors » … Encyclopédie Universelle
sûr — 1. sur [ syr ] prép. • 1080; sovre Xe; sore 980; la forme sur vient d un crois. avec sus; lat. super ou supra I ♦ Marquant la position « … Encyclopédie Universelle
Jeter un œil sur quelque chose — ● Jeter un œil sur quelque chose y jeter un regard rapide … Encyclopédie Universelle
Jeter son dévolu sur — ● Jeter son dévolu sur fixer son choix sur quelqu un, sur quelque chose … Encyclopédie Universelle
Jeter le discrédit sur quelqu'un, quelque chose — ● Jeter le discrédit sur quelqu un, quelque chose leur nuire auprès de ceux qui les connaissent, dans l opinion publique … Encyclopédie Universelle
Jeter les yeux sur quelque chose, quelqu'un — ● Jeter les yeux sur quelque chose, quelqu un songer à prendre, à acheter quelque chose, convoiter quelque chose ou quelqu un … Encyclopédie Universelle
Jeter un jour nouveau sur quelque chose — ● Jeter un jour nouveau sur quelque chose le faire apparaître sous un aspect jusqu alors inédit … Encyclopédie Universelle